Hoe kunnen we helpen?
De voor- en nadelen van hoogbegaafdheid testen bij je kind
Herken je kenmerken van hoogbegaafdheid bij jouw kind en overweeg je om dit officieel te laten testen? Dan is het goed om eerst jezelf te verdiepen in wat dat met zich meebrengt en of het ook echt nodig is. In dit artikel ontdek je de voordelen en nadelen van het testen.
WAAROM IS EEN TEST NODIG?
Wanneer je vermoed dat jouw kind hoogbegaafd is, kan een test dit vermoeden bevestigen. De vraag is alleen in hoeverre dat nodig is. Is het testresultaat bijvoorbeeld nodig voor school om zo passende ondersteuning te krijgen of om naar een bepaalde school te kunnen? Is het nodig om te voorkomen dat er (onterecht) een diagnose voor een gedragsstoornis wordt gegeven? Of is het meer voor de eigen gemoedsrust?
Het is belangrijk eerst te achterhalen wat de motivatie achter het testen is. De uitkomst van de test heeft namelijk ook gevolgen. Het is aan te raden om je eerst goed in te lezen in wat hoogbegaafdheid is, wat de kenmerken zijn en hoe je het kunt herkennen. Lees ook dit artikel: hoogbegaafdheid bij kinderen.
Wanneer er gesproken wordt over een mogelijke gedragsstoornis, is het overigens extra belangrijk om als ouder de mogelijkheid van hoogbegaafdheid mee te laten nemen wanneer je daar vermoeden van hebt. Hoogbegaafdheid laat zich namelijk niet altijd zien in de vorm van positieve resultaten. Er worden ook nog te vaak conclusies getrokken op basis van gedragingen waardoor misdiagnoses worden afgegeven.
HOE KUN JE JOUW HOOGBEGAAFDE KIND TESTEN?
Om hoogbegaafdheid officieel te kunnen vaststellen, is op de eerste plaats een intelligentietest, of een IQ-test nodig. Onderdeel van hoogbegaafdheid is namelijk een bovengemiddelde intelligentie, wat zich vertaalt naar een IQ score die zich bevindt in het betrouwbaarheidsinterval waarin 130 zit. Dat hoeft geen precieze 130+ score te zijn, maar een score rondom 130.
Omdat diverse IQ-tests resulteren in verschillende IQ-scores, wordt soms niet gesproken van een IQ-score, maar van een percentielscore. Als je een bovengemiddelde intelligentie hebt, zul je op een IQ-test bij de 2% best scorende zitten en daarmee val je in het 98ste percentiel of hoger.
Afhankelijk van hoe oud jouw kind is, wordt één van de volgende intelligentietesten afgenomen om dat te testen*:
- WPPSI-IV (Wechsler Preschool and Primary Scale of Intelligence) is bedoeld voor kinderen van 2,5 tot zeven jaar. Met deze intelligentietest wordt, naast de totale intelligentie, een score op vijf indexen gegeven, die meer informatie geven over de sterkere en zwakkere kanten binnen het intelligentieprofiel. Deze indexscores zijn: de Verbaal Begrip Index, Visueel Ruimtelijke Index, Fluide Redeneer Index, Werkgeheugen Index en Verwerkingssnelheid Index.
- SON-R (Snijders-Oomen niet-verbale intelligentietest) wordt afgenomen wanneer een kind het WPPSI-IV onderzoek al eens heeft gedaan, een (vermoedelijke) taalontwikkelingsstoornis heeft of de Nederlandse taal niet beheerst. Het is namelijk een non-verbale intelligentietest die ook het redeneervermogen kan vaststellen.
- WISC-V (Wechsler Intelligence Scale for Children) wordt gebruikt voor kinderen tussen 6 en 17 jaar. Met deze intelligentietest wordt, naast de totale intelligentie, een score op vijf indexen gegeven, die meer informatie geven over de sterkere en zwakkere kanten binnen het intelligentieprofiel. Deze indexscores zijn: de Verbaal Begrip Index, Visueel Ruimtelijke Index, Fluide Redeneer Index, Werkgeheugen Index en Verwerkingssnelheid Index. Dit gebeurt aan de hand van vragen en opdrachten die beantwoord en uitgevoerd moeten worden. De opdrachten en vragen worden lastiger naarmate elk testonderdeel vordert. Omdat de WISC-V een brede range aan verschillende cognitieve capaciteiten kan testen, heeft deze vaak de voorkeur.
- RAKIT-2 (Revisie Amsterdamse Kinder Intelligentietest) geeft naast het totale IQ ook informatie over de scores op de vier verschillende factoren: perceptueel redeneren, verbaal leren, ruimtelijke oriëntatie en verbale vlotheid. RAKIT-2 kan voor de gehele basisschoolleeftijd ingezet worden en is speciaal geschikt voor kinderen met lagere cognitieve capaciteiten.
- IDS-2 is een test bedoeld voor kinderen van 5 tot 20 jaar die breder meet dan alleen de intelligentie. Ook de motorische, executieve en schoolse vaardigheden worden gemeten. Deze test is nog niet zo bekend, maar sluit aan bij de nieuwste wetenschappelijke inzichten rond intelligentie.
* Testen en testnamen kunnen veranderen. Als je jouw kind wilt laten testen, zorg dan altijd dat je bij de persoon die (mogelijk) het onderzoek gaat afnemen navraagt welke testopties er zijn.
Bij kinderen, zowel hoogbegaafd als niet hoogbegaafd, is er bijna altijd een verschil tussen de verschillende indexen: elk intelligentieprofiel kent (relatief) zwakkere en sterkere kanten. Dit hoeft geen probleem te zijn en kan ook naarmate een kind ouder wordt nog veranderen.
In sommige gevallen kan het intelligentieprofiel wel leiden tot problemen. Bij hoogbegaafde kinderen zien we bijvoorbeeld regelmatig dat de verbale vaardigheden hoog zijn in vergelijking met de verwerkingssnelheid en/of het werkgeheugen. Daardoor kunnen ze overvraagd worden op gebied van handelende taken. Dit kan leiden tot frustratie en onbegrip voor zowel het kind zelf als de omgeving (school, ouders).
HOOGBEGAAFDHEID IS MEER DAN ALLEEN INTELLIGENTIE
Naast intelligentie spelen ook persoonlijkheidskenmerken mee in de bepaling of er sprake is van hoogbegaafdheid. (Als je meer wilt lezen over wat hoogbegaafdheid is en wat de hoofdkenmerken zijn, dan kun je hier meer lezen over het AIS-model wat we bij Gifted People gebruiken om hoogbegaafdheid te definiëren). Wij zien intelligentie overigens als een belangrijk kenmerk en onderdeel, maar een IQ score van onder de 130 sluit dus niet uit dat er sprake is van hoogbegaafdheid. Daarover meer in het kopje ‘Nadelen van het testen op hoogbegaafdheid’.
Daarom is het belangrijk dat er bij een onderzoek naar hoogbegaafdheid ook gekeken wordt naar niet-cognitieve persoonlijkheidsfactoren. Denk hierbij aan creativiteit, werkhouding en prestatiemotivatie, sociale en emotionele ontwikkeling en kenmerken, executieve functies en metacognitieve vaardigheden.
Daarnaast moet ook de omgeving van een hoogbegaafd kind worden meegenomen omdat de omgeving de ontwikkeling kan beïnvloeden en ook de mate waarin de aanwezige intelligentie en potentie tot uiting kan komen.
VOORDELEN VAN HET TESTEN VAN INTELLIGENTIE
Het testen op hoogbegaafdheid kan een aantal voordelen meebrengen. Je kunt hierbij onder andere denken aan de volgende:
- Voorkomen van misdiagnoses;
- Meer mogelijkheden voor passende ondersteuning;
- Duidelijkheid over de achtergrond van gedrag en problemen
1. Voorkomen van misdiagnoses
Bepaalde kenmerken en uitingen van hoogbegaafdheid in een niet-passende omgeving, kunnen leiden tot misdiagnoses omdat ze verward kunnen worden met symptomen van een gedragsstoornis. Veelvoorkomende misdiagnoses bij hoogbegaafden zijn: Aandachtstekort stoornis (ADHD), Autismespectrumstoornis (ASS), Oppositionele-opstandige gedragsstoornis (ODD), Compulsieve stoornis (OCD) en Depressieve stoornissen.
Een belangrijke nuance die vaak gemaakt kan worden tussen gedragsstoornissen en hoogbegaafdheid is dat hoogbegaafden het kenmerkende gedrag situatiegebonden vertonen. ADHD’ers hebben bijvoorbeeld in vrijwel alle situaties moeite om zich te concentreren en worden snel afgeleid. Hoogbegaafden hebben vooral moeite hun aandacht erbij te houden als ze geen interesse hebben in een bepaald onderwerp of er het nut niet van inzien. Zodra er een onderwerp behandeld wordt wat wel hun interesse heeft, laten ze juist een lange aandachtspanne zien.
Een kind met ASS heeft moeite met non-verbale communicatie, begrip van sociale situaties en moeite met het aangaan en gaande houden van gesprekken. Hoogbegaafde kinderen vinden het soms moeilijk om aansluiting te vinden met leeftijdsgenoten wat leidt tot gedrag passend bij ASS, maar in contact met ontwikkelingsgelijke of volwassenen, vertonen ze dat gedrag niet.
Omdat hoogbegaafden intens, gedreven en perfectionistisch zijn, wordt hun gedrag soms onterecht geïnterpreteerd als symptomen van ODD of OCD (oppositionele-opstandige gedragsstoornis of compulsieve stoornis). Ook hierbij geldt dat de omgeving een doorslaggevende rol speelt in het tot uiting komen van bepaald gedrag.
Een kind dat zich lange tijd moet aanpassen, kan daarnaast depressieve gevoelens ontwikkelen. Wanneer er meer aandacht komt voor het anders mogen zijn en een kind zijn of haar eigenheid meer naar buiten kan brengen, zullen deze depressieve gevoelens meestal al snel verdwijnen.
Het laten testen van hoogbegaafdheid kan voorkomen dat er een misdiagnose wordt gesteld. Dat voorkomt dat er behandeld wordt voor een stoornis die er niet is.
2. Meer mogelijkheden voor passende ondersteuning
In bepaalde gevallen wordt door school gevraagd om een bevestiging van hoogbegaafdheid voordat er mogelijkheden zijn om deel te nemen aan bijvoorbeeld verrijkingsprogramma’s. Dan is het nodig om een hoogbegaafdheidsonderzoek te doen wat uitsluitsel kan geven.
Bij ‘dubbel bijzondere’ leerlingen kan het vaststellen van hoogbegaafdheid meebrengen dat er meer aandacht wordt gegeven aan het ontwikkelen van het aanwezige potentieel dat nu vanwege een leerbelemmering niet tot uiting heeft kunnen komen. Daarvoor is zowel ondersteuning voor de hoogbegaafdheid als de leerbelemmering nodig. Hetzelfde geldt bij een combinatie van hoogbegaafdheid en een gedragsstoornis.
Het testen van hoogbegaafdheid kan in deze zin bijdragen aan de mogelijkheid om passende begeleiding te ontvangen voor jouw kind. Het zorgt er bovendien voor dat je kunt aantonen dat er sprake is van hoogbegaafdheid waardoor je door school, soms ook door de omgeving, serieuzer wordt genomen. Helaas is het nog steeds zo dat mensen vooroordelen hebben over hoogbegaafdheid en daarom denken dat ‘iedereen wel wil dat zijn of haar kind hoogbegaafd is’.
3. Duidelijkheid over de achtergrond van gedrag en problemen
Wanneer uit de intelligentietest een bovengemiddelde score komt of het begaafdheidsonderzoek aantoont dat er sprake is van hoogbegaafdheid, kan dit veel rust en inzicht bieden. Het kan je helpen om jouw kind beter te begrijpen en zorgt ervoor dat je sterker staat ten opzichte van school. Zeker als de hoogbegaafdheid niet naar voren kwam in de schoolresultaten.
Ook voor jouw kind kan het fijn zijn om te weten dat er niet iets ‘mis’ is met hem of haar. Je kunt daardoor ook het gedrag en eventuele problemen in een ander daglicht plaatsen en handelen op de onderliggende hoogbegaafdheid, in plaats van op het gedrag wat enkel een signaal is.
Uit een begaafheidsonderzoek kan ook blijken dat er géén sprake is van hoogbegaafdheid. Sommige niet- hoogbegaafde kinderen kunnen namelijk kenmerken van hoogbegaafdheid laten zien, terwijl ze niet hoogbegaafd zijn. Wanneer uit een hoogbegaafdheidsonderzoek blijkt dat er geen sprake is van hoogbegaafdheid, is dat net zo goed een belangrijk inzicht. Dat betekent namelijk dat er iets anders speelt wat aandacht nodig heeft. Houd er wel rekening mee dat de uitslag van een test niet altijd 100% accuraat is. Daarover in het volgende stuk meer.
NADELEN VAN HET TESTEN VAN HOOGBEGAAFDHEID
We hebben gezien dat er een aantal waardevolle voordelen aan het testen van hoogbegaafdheid zitten. Maar er zijn ook nadelen. Denk hierbij aan de volgende:
- Hoogbegaafdheid laat zich soms niet zien op een (IQ-)test
- Het geven van een label is niet altijd gewenst
- Het vaststellen van hoogbegaafdheid sluit andere dingen niet uit
1. Hoogbegaafdheid laat zich soms niet zien op een (IQ-)test
Hoewel een intelligentietest voor een kind hoogbegaafdheid kan bevestigen, kan het niet per se uitsluiten dat er sprake is van hoogbegaafdheid. Het komt namelijk niet in alle gevallen tot uiting op een IQ-test. Ook kan het getoonde gedrag en bepaalde eigenschappen in een persoonlijkheidsonderzoek toegewezen worden aan een bepaalde stoornis. Daarom is het op de eerste plaats al cruciaal om jouw kind alleen te laten testen door iemand die een expertise op gebied van hoogbegaafdheid is.
Wanneer hoogbegaafdheid niet blijkt uit de test terwijl er wel sprake is van hoogbegaafdheid, brengt dit een aantal vervelende gevolgen mee. Zo kan het ervoor zorgen dat je als ouder een andere weg inslaat terwijl er wel sprake is van hoogbegaafdheid. Het kan er daarnaast voor zorgen dat het moeilijker wordt om binnen school passende begeleiding en ondersteuning te ontvangen omdat nu zwart op wit staat dat hoogbegaafdheid niet is gebleken uit de test. Wees je er daarom van bewust dat testen niet altijd op een manier uitpakt die bijdraagt aan wat je wilt bereiken.
Dat hoogbegaafdheid niet blijkt uit een IQ-test, kan zijn vanwege de volgende punten:
- Een IQ-test is een momentopname
- Het testen van hoogbegaafden kent bepaalde uitdagingen
Een IQ-test is een momentopname
Een intelligentietest is een momentopname en kan daarom door verschillende factoren beïnvloed worden. Wanneer jouw kind faalangstig is of een hoge lat heeft, wat regelmatig voorkomt bij hoogbegaafde kinderen, kan het minder goed gaan presteren dan het potentieel kan presteren. Maar ook factoren als spanning, een tekort aan slaap of een vervelende gebeurtenis de dag voor de test, kunnen de uitslag negatief beïnvloeden. Dan wordt er onder het eigen niveau gepresteerd en blijkt hoogbegaafdheid niet uit de IQ-test in de vorm van een hoge uitslag.
Een tester met expertise op gebied van hoogbegaafdheid zal dit overigens in de meeste gevallen signaleren en een kind zodanig benaderen, dat het naar vermogen kan presteren
Het is belangrijk om de uitslag van de IQ-test op waarde te schatten. Bij een score waaruit geen hoogbegaafdheid blijkt terwijl wel de kenmerken van hoogbegaafdheid herkent worden, is het sowieso belangrijk om de mogelijke hoogbegaafdheid nog steeds verder te onderzoeken. Blijf je verdiepen in hoogbegaafdheid, leer erover, zodat je kunt herkennen wat wel of niet relevant is voor jouw kind.
Het testen van hoogbegaafden kent bepaalde uitdagingen
Het afnemen van intelligentietesten en persoonlijkheidsonderzoeken bij slimme/hoogbegaafde kinderen is anders dan bij kinderen met een gemiddelde intelligentie. De volgende uitdagingen spelen een rol:
-
Kinderen die hoogbegaafd zijn, zijn gevoeliger voor de manier waarop zij benaderd worden en de manier waarop het onderzoek is opgezet. Als deze te kinderachtig is, als de manier van aanspreken niet aansluit, of als een kind zich onveilig voelt bij de onderzoeker, zal jouw kind op een IQ-test minder presteren;
-
Hoogbegaafde kinderen gaan soms voor kwaliteit in plaats van voor snelheid. Dit heeft gevolgen voor de interpretatie van de scores en de wijze van instructie geven bij testonderdelen. Ook bij mondelinge onderdelen is het van belang dat de onderzoeker het kind voldoende ruimte geeft om niet alleen het oppervlakkige antwoord te geven, maar ook het diepgaandere antwoord. Veel hoogbegaafde kinderen willen vanwege het complexe denken alle kanten van de zaak benoemen. Een onderzoeker die daarvoor geen oog heeft, geeft een hoogbegaafd kind niet de kans om te laten zien wat hij of zij allemaal weet;
-
Veel hoogbegaafde kinderen komen pas echt tot leven en tot prestatie als de moeilijkheidsgraad binnen een test stijgt. Als de onderzoeker te snel afbreekt omdat een kind een aantal antwoorden niet weet en/of als de onderzoeker niet goed doorvraagt, kan de uitslag een vertekend beeld geven. Hoogbegaafden zijn soms erg creatief in hun denken en hun antwoorden kunnen daarom ook buiten de antwoorden in de handleidingen vallen. En er zijn kinderen die sneller fouten maken op simpele vragen omdat ze moeilijker denken dan nodig of niet goed opletten omdat ze het saai vinden. Daarom is het belangrijk dat er niet alleen gekeken wordt naar het aantal fouten, maar ook naar het soort fouten en hoe tot antwoorden is gekomen;
-
Sommige hoogbegaafde kinderen zijn perfectionistisch ingesteld. Ze geven pas een antwoord als ze het zeker weten en kunnen daardoor vastlopen in het geven van een antwoord. Een onderzoeker die hier oog voor heeft, zal regelmatig tegen zo’n kind zeggen dat het ook mag raden of gewoon mag beginnen met vertellen wat het wel weet;
-
Sommige hoogbegaafde kinderen hebben enorm veel energie en zijn erg bewegelijk. Wanneer jouw kind te lang stil moet zitten, zal het gaan afhaken. Het is belangrijk dat de onderzoeker hier ruimte aan geeft door bijvoorbeeld het kind sommige onderdelen te laten maken terwijl het aan de tafel staat of rondloopt.
2. Het geven van een label is niet altijd gewenst
In onze samenleving zijn we tegenwoordig best snel geneigd overal labels op te plakken. Hoewel het label hoogbegaafdheid de juiste ondersteuning mogelijk kan maken, kan het ook afstand creëren tussen jouw kind en leeftijdsgenoten of ervoor zorgen dat jouw kind op een bepaalde manier wordt behandeld die niet wenselijk is. Denk hierbij aan pestgedrag.
Uiteindelijk gaat het ook niet om het label. Het is niet de bedoeling om jouw kind in een hokje te kunnen plaatsen, daarmee zal je jouw kind altijd tekort doen. Het gaat erom dat jij en jouw kind weten wat er speelt en welke kenmerken van hoogbegaafdheid relevant zijn.
3. Het vaststellen van hoogbegaafdheid sluit andere dingen niet uit
Wanneer er uit de IQ-test en/of het persoonlijkheidsonderzoek blijkt dat er sprake is van hoogbegaafdheid, dan is het belangrijk om daarmee niet gelijk de zaak af te sluiten. Onderzoek ook of er bepaalde gedragingen zijn die niet vanuit hoogbegaafdheid verklaart kunnen worden. En kijk of er redenen te vinden zijn waarom jouw kind bijvoorbeeld niet goed functioneert op school in de vorm van prestaties. Denk aan leerbelemmeringen of gedragsstoornissen.
Het lastige hierbij is overigens dat deze elkaar kunnen verbloemen. Een hoogbegaafd kind met bijvoorbeeld dyslexie kan gemiddeld presteren omdat het zichzelf trucjes heeft eigen gemaakt die ervoor zorgen dat de dyslexie niet opvalt. Denk hierbij aan een kind dat door de dyslexie moeite heeft met lezen, maar wel heel goed de lesstof kan onthouden die klassikaal besproken is. Dat het kind moeite heeft met lezen, valt dan niet op. Als het kind ondersteund wordt in de leerbelemmering, kan tot betere resultaten gekomen worden en kan het kind zichzelf beter ontwikkelen. Op een later moment wordt de leerbelemmering overigens vaak wel zichtbaar. Vaak omdat bepaalde trucjes dan niet meer werken vanwege de complexiteit of de hoeveelheid van de lesstof.
Het vaststellen van hoogbegaafdheid is daarnaast een beginpunt, geen eindpunt. Het schijnt meer licht op wat er bij jouw kind speelt, maar sluit andere mogelijkheden niet uit. Het is dus niet altijd zwart-wit; of dit of dat. Wanneer de uitslag van een test wel zo geïnterpreteerd wordt, kan het nog steeds gebeuren dat jouw kind niet de juiste ondersteuning krijgt. Wees daar oplettend op.
Na het vaststellen start overigens pas de zoektocht naar wat hoogbegaafdheid betekent. Vanwege de diversiteit onder hoogbegaafden mag niet vergeten worden dat er per kind gekeken moet worden naar hoe hoogbegaafdheid een invloed heeft op zijn of haar leven en wat er nodig is qua ondersteuning en begeleiding.
CONCLUSIE, WEL OF NIET TESTEN OP HOOGBEGAAFDHEID?
Uiteindelijk is het antwoord op deze vraag volledig afhankelijk van wat er wenselijk is en in hoeverre een test noodzakelijk is om de juiste ondersteuning voor jouw kind te krijgen. Als ouder heb je de (lastige) taak om hierin een beslissing te nemen. Ons advies is vooral om deze beslissing pas te nemen na het afwegen van de informatie over het testen en nadat je hebt onderzocht wat hoogbegaafdheid inhoudt en meebrengt.
Wanneer je besloten hebt om jouw kind te laten testen, is de volgende stap het vinden van een onderzoekscentrum waar je dit kunt doen. Neem de tijd om dit uit te zoeken. Kijk op verschillende websites, vraag intakes aan en prijsopgaven. Vraag hoe ze te werk gaan en vooral ook wat hun ervaring met hoogbegaafdheid is. Wanneer je twijfelt over de expertise op gebied van hoogbegaafdheid, laat jouw kind daar dan niet testen. Het is echt noodzakelijk dat het testen van jouw kind gedaan wordt door een specialist op gebied van hoogbegaafdheid.